Pijl en boog zijn in de oudheid geduchte wapens, in het bijzonder wanneer brandende pijlen worden afgeschoten (Spr. 26:18; Ef. 6:16). De bliksem en de zonnesteek worden wel Gods pijlen genoemd (Ps. 77:18, 91:5). Bestraffende, harde woorden zijn met pijlen die raak schieten vergeleken (Ps. 64:8; Jes. 49:2; Jer. 9:8). In Ps. 127:4 worden ook flinke kinderen voor een vader gelijkgesteld met dit doeltreffend wapen.