Opzichter


In het n.t. komen we o.a. het woord episkopos tegen, opziener der gemeente, waar ons ‘bisschop’ vandaan komt (Hand. 20:28; Fil. 1:13; Tit. 1:7). In het Gr. o.t. zijn ‘episcopen’ priesters die toezicht hebben op de dienst in de tabernakel (Num. 4:16; vgl. 2Kon. 11:18, wachtposten; 1 Kron. 23:4), maar ook legerofficieren, -aanvoerders (Num. 3 1:14; Richt. 9:28, stadhouder; 2 Kon. 11:15). Jozef was een opzichter over het huis van Potifar en later stelde hij opzichters aan om het inleveren van de oogst te regelen (Gen. 41:34), en moest zijn volk slavenwerk doen onder Egyptische opzichters (Ex. 1:11). In Israël worden uit de Oudsten rechters en opzieners aangesteld, ambtenaren die plaatselijk bij de rechtsspraak, de gezagshandhaving en het bestuur betrokken zijn (Deut. 16:18; Joz. 24:1; 1 Kron. 23:4). De priester Sefanja was opziener in de tempel om toezicht te houden op het profeteren en hen die zich misdroegen in blok en halsijzer te zetten (Jer. 29:24 vv).