Openbaring


Gr. apokalypsis, God maakt zichzelf bekend door boden of engelen, door de Naam (Jes. 30:27 vv). de Hand (Jes. 8:11), de Geest (Jes. 11:2; Micha 3:8; Joh. 14:26), in Zijn Woord: ‘het Woord des HEREN geschiedt’ (Jer. 15:16; 1:9 etc.). In de Zoon is God zelf bij de mensen (Joh. 1:14; 14:7, 9; Hebr. 1:1). In het bijzonder de profeten en de apostelen zijn de bemiddelaars van de openbaringen van God (Ex. 33; Jes. 6:8 w; Amos 3:7; Matt. 16:18; Gal. 4:14). Zij maken duidelijk dat datgene wat wij weten van God en Zijn werk niet bedacht is door het menselijk verstand of gedroomd door het menselijk hart, maar gekend is door goddelijke inspiratie (Jes. 65:1; Matt. 16:17; 1 Kor. 2:9; 1 Sam. 3:21). God openbaart ondoorgrondelijkheden, verborgenheden (Dan. 2:22, 28). Het feest Epiphanie herinnert aan het openbaar worden van de Messias, door de doop, aan Israël (Joh. 1:31).
In het n.t. wordt gesproken over het openbaar worden van het Koninkrijk Gods (Luc. 19:11), de werken van God (Joh. 9:3) of de gerechtigheid van God (Rom. 3:21). De Apocalyps, het boek van de Openbaring aan Johannes, is het laatste bijbelboek en beschrijft wat de apostel op het eiland Patmos door een engel heeft gehoord en gezien van wat ‘weldra moet geschieden’ (Openb. 1:1).