Ontslapen


Gr. koimasthai, zich te ruste leggen, inslapen (Luc. 22:45), in het n.t. herhaaldelijk gebruikt om het sterven aan te duiden (Matt. 27:52; Hand. 7:60; 13:36; 1 Kor. 7:39; 15:6). Deze vergelijking suggereert de gedachte aan opstaan en opstanding (Luc. 8:52, 54 v; vgl. 1 Kor. 15:18, 20). Jezus zegt van de gestorven Lazarus: ‘onze vriend slaapt, en Ik ga daar heen om hem wakker te maken’. En de discipelen merken op: ‘als hij slaapt, dan zal hij gered worden’ (Joh. 11:11 v).
Job daarentegen zegt: zo legt een mens zich neer en staat niet weer op; totdat de hemelen niet meer zijn, ontwaken zij niet (14:12).