Onberispelijk


Hebr. tamiem = kompleet, gaaf of ta-am, totaal, geheel, Gr. teleios, perfect, gezegd van offerdieren (Ex. 12:5; Lev. 1:10-23; 1 Petr. 1:19) en van onkreukbare mensen zoals Noach (Gen. 6:9), David (2 Sam. 22:24), Job (1:1; 12:4), Zacharias en Elisabet (Luc. 1:6), Paulus (Fil. 3:6). Wie overvloedig is in de liefde, is onberispelijk voor God (1 Tess. 3:13).
Door de verwachting van een nieuwe hemel en aarde, zal de gemeente zich beijveren onbevlekt en onberispelijk te blijken voor de HEER (2 Petr. 3:14).