Onbekende


Hebr. zaar, buitenstaander, nokri = vreemdeling, de man of vrouw die met omzichtigheid benaderd wordt, buiten de kring der vertrouwden staat, dikwijls: een gevaarlijk mens die gemeden wordt (vgl. Job 19:15; Spr. 2:16; 5:20; Gal. 1:22).