Hebr. beqirbenu, in ons midden, Gr. entos of en humin, in uw midden. Wanneer de tabernakel wordt opgericht, hoopt Israël dat Adonai in zijn midden wil wonen (Ex. 25:8; 29:45; Lev. 26:12). God is voor hen niet een God in de hoogte, Hij is een God van nabij (Deut. 4:7), Hij trekt mee als hun Koning in hun midden (Sef. 3:15). Dit betekent bescherming en vrijheid (Deut. 7:21; Ps. 46:6; Jes. 12:6; Joel 2:27), maar ook toezicht, curatele, veroordeling (Num. 11:20; Deut. 6:15; KI. 1:15; Sef. 3:5). Ook is de aanwezigheid van God geen vanzelfsprekendheid, een vaststaand gegeven. Er zijn ondernemingen, waarin Hij niet meegaat (Num. 14:42; Deut. 1:42), er zijn vaak momenten dat de mensen vragen of de HEER bij hen is of niet (Ex. 17:7; Jer. 14:9). Zacharja profeteert dat God weer in het midden van het volk komt wonen, en dat vele volkeren bij Hem zullen komen en Zijn volk zullen worden (2:10 v).
In het n.t. is het wonen van God temidden van het volk niet gebonden aan de tempel, het Woord ‘tabernakelt’ in ons midden, door de Zoon (NBG: onder ons, Joh. 1:14). ‘Het koninkrijk Gods is in uw midden’ (NBG: is bij u, Luc. 17:21).
Een andere voorstelling waarop het woord ‘midden’ ons brengt is die van de centrale positie van Israël dat ‘te dien dage een zegen in het midden der aarde zal zijn’ (Jes. 19:24). Volkeren komen naar het huis van de God Jakobs – het woord des HEREN gaat uit Jeruzalem (Jes. 2:3). De Koning doet Zijn bevrijdend werk niet in een uithoek, maar in het midden der aarde (Ps. 74:12).