Aanduiding van Mozes (Deut. 33:1), Samuël (1 Sam. 9:6-10), David (Neh. 12:24, 36), Elia (1 Kon. 17:18, 24), Elisa (2 Kon. 4:7-13), een engel (Richt. 13:6, ‘8), Semaja (1 Kon. 12:22), Jigdalja (Jer. 35:4) en enkele onbenoemden. De uitdrukking wordt steeds in verband gebracht met een profeet, met iemand die een boodschap of een gebod van God heeft. Zoals een ‘man van het schip’ een zeeman is, een ‘man van de oorlog’ een soldaat, een ‘man van het land’ een landbouwer, is een ‘man van God’ iemand, die bij God hoort, zijn vertegenwoordiger.