Hebreeuws: melek = koning. Slaaf van de hogepriester, wiens oor bij gevangenname van Jezus door Petrus werd afgeslagen (Joh. 18:10).
Hebreeuws: melek = koning. Slaaf van de hogepriester, wiens oor bij gevangenname van Jezus door Petrus werd afgeslagen (Joh. 18:10).