We vinden in de bijbel geen definitie van leven. Er wordt evenwel suggestief over gesproken, zodat bepaalde omschrijvingen mogelijk zijn. Leven is ademen (Gen. 2:7; Deut. 20:16; Job 33:14; Jes. 57:16), eten, drinken en werken (Pred. 3:13), liefhebben (Spr. 21:21; Pred. 9:9), samenleven (Gen. 2:18; Job 30:5; Ps. 88:4, 9), talrijk worden, nageslacht hebben (Deut. 8:1; 30:16). In het n.t. wordt het Gr. bios = leven wel vertaald met levensonderhoud, leeftocht (Mare. 12:44; 2 Tim. 2:4). Leven is een zich bewegen, roeren (Gen. 7:21; Ps. 69:35; levend water is stromend water). Het is op iets uit zijn, mogelijkheden hebben, iets willen en kunnen bereiken. Begeren, hopen, ijveren zijn karakteristiek voor het leven (Job 33:20; 38:39; Pred. 9:4, 6, 10). Een leven zonder mogelijkheden is geen leven meer, ziekte is iets als dood zijn (Job 27:15). ‘Een levende hond is beter dan een dode leeuw’ (Pred. 9:4). Een lang leven is begerenswaardig (1 Kon. 3:11; Spr. 3:2; Jes. 53:10), gered worden van de dood is een wonder van God (Ps. 56:14; 116:8; Jes. 38:17 w), benijdenswaardig is het eerst te sterven als men van het leven verzadigd is (Gen. 25:8; 1 Kron.
23:1; Job 42:17). Dit leven is niet het bezit van een mens, het is een gave van God, de Levende en de Bron van het leven (Luc. 12:15; 1 Sam. 14:39; Ps. 18:47; 36:10; Jer. 2:13; Joh. 6:57).
Als God de Bron van het leven wordt genoemd, wordt het duidelijk dat Hij niet alleen brood en adem en nageslacht geeft (Deut. 8:3; Matt. 4:4), maar ook een ander leven, leven van de komende wereld, ‘eeuwig’ leven (Ps. 73:23; Luc. 18:30; Joh. 17:3). Mensen kunnen een ‘weg’ kiezen die ten verderve leidt of één, die ten leven gaat, ook al is het menselijk bestaan beschadigd of verminkt (Matt. 7:14; 18:8). Over dit echte, ‘eeuwige’ leven wordt sporadisch in het o.t. (Ps. 73:21 w; Jes. 25:7 v; 26:19; Dan. 12:2 vgl. dood) en uitvoeriger in het n.t. gesproken. ‘In het woord was het leven en het leven was het licht der mensen’ (Joh. 1:4). ‘Wie gelooft in Hem, heeft in Hem eeuwig leven’ (Joh. 3:15, 36; 5:24; 6:47).