Leugenprofeet


Gr. pseudoprophètès, de profeet die spreekt in eigen naam of in naam van een vreemde god; die zegt wat niet uitkomt; wat de mensen graag horen; vooral aan eigen gewin denkt (Deut. 13:2 w; 18:20; 1 Kon. 22:12; Jer. 6:13; 8:11; Jes. 44:25; Mi. 3:5). In Jeremia en Hananja staan profeet en leugenprofeet tegenover elkaar (Jer. 28:1 w). Jezus heeft gewaarschuwd voor valse profeten die in schapenvachten gehuld als roofgierige wolven zijn (Matt. 7:15; vgl. 24:11, 24).