Het beschermde kamp van de kinderen Israëls gedurende de woestijntocht, waarin iedere stam zijn vaste plaats had (Ex. 19:16; Num. 1:52). In deze legerplaats vertoefde ook de HEER zelf. Daarom is het kamp heilig. Er zal niets onbehoorlijks aangetroffen mogen worden (Deut. 23:14; vgl. Lev. 4:12; Hebr. 13:11). Een opsomming van de legerplaatsen, waar Mozes en de zijnen zich legerden, vinden we in Num. 33. Daarnaast horen we over de kampen waar legers, die ten strijde trekken, zich verzamelen, en eventueel terugkeren (Richt. 7:1; 1 Sam. 4:3; Openb. 20:9). Het woord wagenburg (1 Sam. 17:20; 26:5) doet veronderstellen, dat de tenten der soldaten werden omgeven door een barricade van wagens. Om te herinneren aan de oude trektocht van het volk samen met zijn God, wordt de tempel van Jeruzalem en ook Jeruzalem zelf een ‘legerplaats van de HEER’ genoemd (2 Kron. 31:2; Hebr. 13:13).