Hebr. werkwoord dat smalen, geringschattend behandelen, brandmerken betekent, Gr. blasfemia. Niet alleen het vervloeken of beschimpen van God wordt bestraft (Lev. 24:16), ook wie een medemens lastert is schuldig (Ps. 101:5; 1 Kor. 4:13; Jak. 2:7). Het beschimpen van Jezus door soldaten en voorbijgangers, heette lastertaal (Luc. 22:65; Mare. 15:29).
De vrijmoedigheid waarmee Jezus de zonden vergeeft en als de Zoon spreekt over de eenheid met zijn Vader, wordt door Joden als een lastering van de Naam ervaren (Joh. 10:33). De aanklacht tegen Jezus, die tot veroordeling leidde, luidde: godslastering (Mare. 14:64).