Lamp


Meestal de simpele aardewerk schaal voor de olie, waarin een pit (in een gleuf in de rand). In de tabernakel staan 7 lampjes op één kandelaar menora. De lamp geeft niet alleen licht in huis (Spr. 31:18; Luc. 15:8), maar moet ook buiten de wandelaar bijlichten (Matt. 25:1). Vandaar de vergelijking: Uw woord (of gebod) is een lamp voor mijn voet (Ps. 119:105; Spr. 6:23). De voortdurend brandende lamp in het heiligdom stelt ons de lichtende aanwezigheid van God voor ogen (Ex. 27:20; 1 Sam. 3:3). ‘Gij o Heer, zijt mijn lamp’ (2 Sam. 22:29).
In afgeleide zin kan nu ook een koning, een koninklijke Davidszoon, een lamp van God genoemd worden (2 Sam. 21:17; 1 Kon. 11:36; 15:4; 2 Kon. 8:19; Ps. 132:17; Openb. 21:23).
Maar ook worden in het algemeen het oog dat speurt, en de menselijke geest, die onderzoekt, met een lamp vergeleken (Matt. 6:22; Spr. 13:9; 20:27).