In het geboorteverhaal van Isaak wordt herhaaldelijk gezegd, dat er gelachen wordt. Het is een ongelovig (Gen. 17:17; 18:12) of een vrolijk superieur lachen (Gen. 21:6; vgl. Job 39:10, 25; 41:20). Deze laatste kwalificatie is ook toepasselijk op het lachen van Hem die in de hemel troont (Ps. 2:4). Jezus wijst op het lachen als tegenstelling van huilen en pijn lijden (Luc. 6:21, 25).