Koper


Door de mogelijkheid kopererts op houtskoolvuur uit te smelten konden bronzen voorwerpen gemaakt worden (± 3500 v. Chr., begin van het bronzen tijdperk). David en Salomo exploiteerden kopermijnen in de Araba (vgl. smeltovens, Jes. 48:10; Spr. 27:21). We lezen over koperen helmen (1 Sam. 17:5, 38), zuilen (1 Kon. 7:15), raderen en assen (7:30), pannen (Num. 16:39), deuren (Ps. 107:16; Jes. 45:2).
In de tempel vinden we een koperen altaar (1 Kon. 8:64), 10 koperen (rijdende) wasvaten (1 Kon. 7:27-39; 2 Kron. 4:6) en de koperen zee, een groot waterbassin, symbool van de wereldoceaan (1 Kon. 7:23-26; 2 Kron. 4:6). In de woestijn werd een koperen slang gemaakt, die een rol speelde in de afwending van een slangenplaag (Num. 21:4-9). Hizkia heeft zulk een slangenbeeld, dat een idool was geworden, vernietigd (2 Kon. 18:4). Joh. 3:14 vergelijkt het oprichten van de koperen slang met de verhoging van de Messias aan het kruis. Een tegenstander van Paulus was Alexander de koperslager (2 Tim. 4:14). Hij zal o.a. ook kopergeld hebben gemaakt (Mare. 12:4 v).