Komen


Een bijzondere betekenis heeft dit werkwoord als gesproken wordt van het komen van de man bij een vrouw. Bedoeld wordt dan de seksuele gemeenschap (Gen. 29:21, 23; 38:16, 18). Voorts is opmerkelijk dat ook een dag, een tijd of een jaar ‘komt’, d.w.z. een gebeurtenis, of mens, die met deze bepaalde tijd is verbonden, komt in onze plaats en ons leven (Ps. 102:14; Jes. 13:9, 22; 66:18; Luc. 19:43; Joh. 2:4, vergelijk: toen kwam het vernieuwingsfeest, Joh. 10:22).
Tenslotte valt het op dat zo vaak over het komen van de Geest, het Woord of God zelf gesproken wordt (Gen. 15:1; Num. 22:9; Deut. 33:2; Jes. 14:28; Jer. 1:2; Hand. 1:8; 10:13). Openbaring is niet een inspanning van de menselijke geest, die tot grote hoogte reikt, maar initiatief van God, die naar de mensen toegaat. Zoals het Woord en de Geest komen, zo is ook de Christus bij God vandaan gekomen (Joh. 7:29; 8:42; Rom. 11:26; 15:12). En de gemeente verwacht Zijn komen in heerlijkheid (2 Tess. 2:8; Openb. 22:20).