De hoorn van de ram (Gen. 22:11), de stier (Num. 23:22) of de bok (Dan. 8:5) is symbool van kracht (1 Sam. 2:10; Job 16:15) ook van de macht van de Messias en diens tegenstander (Ps. 132:17; Dan. 7:21; Openb. 5:6; 12:3; 13:1).
Dat Mozes vaak gehoornd is afgebeeld is behalve aan een foutieve vertaling van Ex. 34:30, te danken aan deze oud-oosterse betekenis van de hoorn. Ook de hoornen aan de 4 hoeken van het altaar, die het wezenlijke van het altaar verbeelden (Ex. 27:2; Lev. 4:7; 1 Kon. 1:50) suggereren de gedachte aan kracht en goddelijke hulp. De hoorn werd ook gebruikt voor het schenken van een vloeistof bv. olie, waarmee een priester of koning werd gezalfd (1 Sam. 16:1, 13). De ramshoorn, Hebr. sjofaar, is een sig-naalinstrument dat een feest (2 Sam. 6:15; 1 Kon. 1:41; Ps. 81:4) of onheil aankondigt (Joel 2:1; Jer. 42:14; Ez. 33:4; Openb. 8:7 vv).