Is zowel het regeren als het gebied, dat beheerst wordt (1 Kon. 9:19; 2 Kon. 20:13). Gods heerschappij wordt geprezen als een eeuwige, onbegrensde koningsmacht (Ps. 103:22; 145:13; Dan. 4:3). Jezus verkondigt het Koningschap van God (Matt. 4:17) en laat dat ook zien (Luc. 11:20; Joh. 4:34). Daardoor worden aan wereldlijke heerschappijen grenzen gesteld en worden ze, zoals de bovenmenselijke machten waarvan Paulus spreekt, begrensd en overwonnen (Mare. 9:31; Joh. 19:10 v; Ef. 1:21; 3:10; Kol. 1:16).