In de bijbel worden niet alleen de grenzen van de landen getekend (Paulus spreekt dan over de door God toegemeten tijden en grenzen van hun woonplaatsen, Hand. 17:26; vgl. Ez. 22:4), er wordt ook vaak gesproken over de grenzen van de grond van de boer. Profeten wijzen steeds weer op het schandaal, dat machtigen heimelijk of openlijk (door kwalijke machinaties) landpalen verzetten, het bezit in het bijzonder van weduwen en wezen, de armen in de samenleving, roven (Spr. 22:28; Deut. 19:14, 27:17; Job. 24:2). Maar God b schermt hen: Hij maakt de grenspaal der weduwe vast (Spr. 15:25).