Gordel


Leren of linnen strook (2 Kon. 1:8; Jer. 13:1), bij de Zoon des Mensen van goud (Dan. 10:5, Openb. 1:13). Men schortte hiermee het onderkleed op, zodat men vrijer in zijn bewegingen was (Ex. 12:11; Job 38:3; Luc. 12:35). Ook kon men er geld in meenemen of gereedschappen (Matt. 10:9; Richt. 3:16; Ez. 9:2 v). Als belangrijk kledingstuk kan het een persoon vertegenwoordigen (Jer. 13:1 – 11; Hand. 21:11), ook bij genezingen (Hand. 19:12).
Overdrachtelijk fungeren vreugde en waarheid als een gordel (die stevigheid en beweeglijkheid suggereert, Ps. 30:12; Ef. 6:14).
Zich aangorden is een omschrijving van zich klaarmaken, bereid zijn (Jer. 1:17; Joh. 21:18).