Godsspraak


Bij het woord godsspraak denken we aan orakelpraktijken, die bij vele volken worden aangetroffen. Gen. 44:5 spreekt van een bekervoorspelling. In Ez. 21:21 wordt verteld dat de babylonische koning een teken zoekt in de levers van offerdieren. Jona wordt door het lot aangewezen als de schuldige (Jona 1:7 vv; vgl. 1 Sam. 14:41 vv; Hos. 4:12). In Israël dienen de Urim en Tummim om goddelijke beslissingen te vernemen (Ex. 28:30; Num. 27:21). In de meeste gevallen echter is de godsspraak een profetisch woord over een volk of een land (Jes. 15:1; 17:1; 21:1 vv; Nah. 1:1; Hab. 1:1).