Gezalfde


Hebr. masjiéach, aramees mesjiécha, Grieks christos. De zalving met heilige zalf die een onderdeel is van de priester-en konings-wijding: symbool van de gave van de Geest (Ex. 29:7; 40:15; Richt. 9:8; 1 Kon. 1:34). De gezalfde des HEREN, Zijn gezalfde, is aanduiding van de koning van Israël (1 Sam. 2:10; 24:7; 2 Sam. 1:14; 22:51; Ps. 2:2). Ook een vreemde koning als Kores (Cyrus) der Perzen, heet Zijn gezalfde (Jes. 45:1).
In het n.t. is het Griekse Christos slechts een enkele maal met gezalfde vertaald (Hand. 4:26; 2Kor. 1:21; Openb. 11:15; 12:10). Op de meeste plaatsen wordt ‘de Christus’ gelezen, di. de gezalfde Koning van de eindtijd, de ‘Messias’ die verwacht werd. De kern van het apostolische getuigenis is dat Jezus (van Nazaret) de Christus is (Matt. 16:6; Joh. 20:31; Hand. 5:42; 8:5). Vaak is in NBG ten onrechte niet van de Christus zoals de Griekse tekst luidt, maar van Christus gesproken (wat Paulus overigens ook verschillende malen doet). Matt. 24:24 profeteert over het optreden van pseudo-Messiassen, valse Christussen.