Grieks: sun-eidésis, medeweten, een woord dat in de paulinische brieven vooral gebruikt wordt in verband met het conflict over het eten van vlees, dat afkomstig is van heidense offers. Bij sommigen, de zwakken, spreekt hun geweten, zij gevoelen zich schuldig als zij het eten (1 Kor. 8:7 vv; 10:23 vv). Anderen hebben een ander geweten’ dat niet protesteert. Paulus wijst deze zelfstandigheid van het geweten af en bindt ‘de sterken’ aan het geweten der zwakken’. Elders denkt Paulus aan het geweten als een aanklagende stem van het ik (1 Kor. 4:4; 2 Kor. 1:12; 4:2; vgl. Rom. 2:15). Het mede-weten is ook weet hebben van de wil van God als deze zich kenbaar maakt in het gezag van de overheid (Rom. 13:5; 1 Petr. 2:19). In de pastorale brieven hoort men over een goed en zuiver geweten (gezuiverd door de doop, Hebr. 9:9, 14; 10:22; 1 Petr. 3:21; vgl. 1 Tim. 1:5 v, 19).