Geweld betekent niet alleen lichamelijk-, natuur- of oorlogsgeweld (Gen. 49:5; Job 19:7; Jes. 60:18; Jer. 51:46; Hand. 27:41), maar ook de afbraak en overweldiging van mensen door een vals getuigenis voor de rechter (Ex. 23:1; Deut. 19:16), door krenking, minachting en bespotting (Gen. 16:5), door economische en maatschappelijke streken en onderdrukking (Jer. 6:7; Amos 3:10, Hab. 1:3). Anders dan van ‘mannen van geweld’ (Ps. 18:49; Jes. 25:4), de schenders van mensenrecht en regel, wordt van de Knecht des HEREN gezegd, dat hij geen geweld pleegt (d.w.z. mensen niet stuk maakt) en ook niet bedriegelijk spreekt (Jes. 53:9; vgl. 1 Petr. 2:22 v). ‘Wie geweld bemint, dien haat Hij’ (Ps. 11:5). God regeert niet door kracht van wapens en overweldiging van mensen, maar door mentaliteitsverandering en geestelijke vernieuwing (Zach. 4:6).