In het o.t. is sprake van een gevangenhuis, een onderaardse kerker (1 Kon. 22:27; Jer. 37:15 v), of een niet gebruikte waterput, die erg modderig kan zijn (Gen. 37:20 vv; Jer. 38:6-10). Bekende figuren die in een gevangenis werden opgesloten zijn: Jozef (Gen. 39:20), Simson (Richt. 16:25), Micha (2 Kron. 18:26), Jeremia (Jer. 32:2 vv), Johannes de Doper (Mare. 6:14 vv), Petrus en Johannes (Hand. 4:3; 12:3 v) en Paulus (Hand. 16:23; 21:33 vv; 2 Kor. 6:5). Gevangenen worden soms geketend aan soldaten die de wacht hielden (Hand. 16:24) of in het blok geslagen (Jer. 29:26; Hand. 16:24). Zij konden wel bezoek ontvangen (Jer. 32:8; Matt. 11:2; 25:36).