In Matt. 19:12 spreekt Jezus over ‘gesnedenen’. Elders worden zij ontmanden genoemd. Dat zijn eunuchen, kamerdienaren in koninklijke paleizen, bewakers der vrouwen (Est. 2:3, 14). Volgens Deut. 23:1 zijn zij uitgesloten uit de gemeente. Jes. 56:3 geeft hun wel een plaats in het heiligdom. In Matt. 19:12 gaat het over mannen die geslachtelijk onvolgroeid zijn, over hen die tegen hun wil ontmand zijn en over hen die uit vrees voor geslachtsdrift zichzelf gecastreerd hebben (zoals de kerkvader Origenes). Maar Jezus kan dit ook overdrachtelijk bedoeld hebben: discipelen die niet huwen omdat zij zich geheel wijden aan de dienst van het Koninkrijk.