Geschieden


De bijbel bevat voor een belangrijk deel het verhaal en de beschrijving van wat geschied is. Dat geldt niet alleen van regeringsdaden van koningen die in kronieken beschreven zijn (1 Kon. 14:19, 29; 16:5, 14, etc.), maar ook van wat gebeurde in de dagen van Noach (Luc. 17:26), van wat geschiedde bij de berg Sinaï (Ex. 19:16), na de dood van Mozes (Joz. 1:1) of van Jozua (Richt. 1:1), in de dagen van koning Achax (Jes. 7:1), en in het 37e jaar van de ballingschap (Jer. 52:31), toen Quirinius het bevel over Syrië voerde (Luc. 2:2), toen Jezus gedoopt was (Luc. 3:21), toen Hij in Jeruzalem was (Luc. 24:18 v), toen Paulus in Efeze kwam (Hand. 19:1), en van nog vele andere gebeurtenissen.
Profeten zeggen vaak wat zal gaan geschieden (Jes. 2:2; 7:18; 22:20; Jer. 4:9; Ez. 38:16; Openb. 4:1). God openbaart zich in de geschiedenis. Hij neemt deel aan het leven van mensen en volkeren. Deze deelname concentreert zich speciaal in de geschiedenis van Jezus van Nazaret (1 Tim. 3:16). ‘Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’ (Joh. 1:14).