Geesten


Boze geesten (Deut. 32:17; 1 Sam. 16:14; 1 Kon. 21:22) en onreine geesten als verleiders (Matt. 12:45), en verwekkers van ziekten (Marc. 1:23). Jezus heeft veel boze geesten (gr. daimonia, demonen) uitgedreven (Matt. 9:33, 34; 12:28). Paulus spreekt over de overste van de macht der lucht, van de geest, die werkzaam is in afvallige mensen (Ef. 2:2). Maar Christus heeft deze en andere kosmische machten ontwapend en overwonnen (Kol. 2:15).
Het raadplegen van geesten van doden wordt in Israël verboden (Lev. 19:31; Deut. 18:11; 1 Sam. 28:8).