Geest


Zowel het hebr. roeach als het Griekse pneuma betekenen allereerst: wind (lucht), adem. De roeach van God in Gen. 1:1 is een storm, die over de oeroceaan raast. Hij is ook de levensadem, die door God aan mens en dier wordt ingeblazen (Job 27:3; Ps. 104:29; Pred. 3:19; vgl. Gen. 2:7). Hij is Heer over de adems (de geesten) van alle vlees (Num. 16:22; 27:16). Als iemands ‘geest’ bezwijkt, of adem uitgaat, dan sterft hij (Ps. 143:7; 146:4). De ongeduldige heeft een korte geest of adem (Num. 21:4; Job 21:4), de stervende een gebroken, onregelmatige adem (NBG: verbrijzeld of: verslagen van geest, Jes. 57:15; 66:2). De geest geven is hetzelfde als de (laatste) adem uitblazen (Gen. 25:8; 35:29; Num. 20:29). Ook van Jezus wordt gezegd dat Hij de geest (over)gaf (Matt. 27:50; Joh. 19:30). Lucas schrijft hier het woord exepneusen, Hij ademde uit (23:46).
Vaak wordt het begrip roeach inhoudelijk nader bepaald. Er is sprake van een kwade, leugenachtige, onreine, nederige, of nieuwe adem. Dan komt hier het woord ‘geest’ tevoorschijn: besef, bewustzijn, gedachten, gevoelens (1 Kon. 22:22 vv; Ps. 51:12, 14; Spr. 16:19; Zach. 13:2). Als de geest van Mozes verdeeld wordt over de 70 oudsten, of de geest van Elia op Elisa overgaat, dan kunnen zij profeteren (Num. 11:26-29; 2 Kon. 2:9 vv). De geest van de HEER, die op een groep profeten rust, springt over op Saul en hij wordt een ander mens (1 Sam. 10:6). De (goede) Geest van God maakt het een mens mogelijk te bidden, Zijn wil te doen, vredevorst te zijn (Ps. 51:12 v; 143:10; Jes. 11:2; Ez. 36:26 v). Door Paulus wordt onderscheid gemaakt tussen een natuurlijk en een ‘geestelijk’ lichaam (1 Kor. 15:44 vv). Wij moeten dan denken aan het innerlijk van de mens, zijn levensbesef dat op het natuurlijke, aardse leven of op God gericht is (vgl. 1 Kor. 2:14 vv). Jezus doorziet met zijn geest de gedachten van de schriftgeleerden (Marc. 2:8; vgl. Spr. 20:27 ‘de geest van de mens is een lamp des Heren’), de Heilige Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn (Rom. 8:16).
De Heilige Geest of de Geest van de HEER werkt scheppend (Ps. 104:30) en herscheppend (Ps. 51:12 v; Ex. 36:26 v). Hij inspireert en vormt mensen tot richter (Richt. 6:34), profeet (Micha 3:8), koning (1 Sam. 16:13) of Messias (Jes. 11:2; Luc. 3:22; 4:1, 14).
Jezus blaast zijn adem/geest op Zijn discipelen en schenkt hun daardoor apostolische volmacht (Joh. 20:22). De Heilige Geest, die als een stormwind over de gemeente vaart (Hand. 2:2), bezielt mensen door het geloof (2 Kor. 4:13), leidt hen op de goede weg (Rom. 8:14), openbaart de geheimen van God (1 Kor. 2:10), vernieuwt (Tit. 3:5), heiligt (Rom. 15:16) en verzegelt hen (Ef. 4:30). In Galaten 5 noemt Paulus de vruchten van de Geest (vs. 22).
In het Johannes-evangelie wordt de Geest de Parakleet genoemd, Advocaat, Trooster of Helper (Joh. 14:16, 26; 15:26), de Geest der waarheid, die de weg wijst tot de volle waarheid (Joh. 16:13), die bevrijdt (Joh. 8:32, 36).