Gebod


Hebreeuws: mitswa. De bijbel geeft honderden geboden die de weg wijzen in het leven. De rabbijnen hebben er 613 geteld, d.w.z. de getalswaarde van het hebr. woord torah, onderricht, plus 2 (248 geboden en 365 verboden). R. Simlai (± 250 n. Chr.) heeft gezegd: 613 geboden gaf Mozes, toen kwam David die ze reduceerde tot elf (Ps. 15:2-5), Jesaja verminderde tot zes (33:15), Micha kwam op drie (6:8), Amos op twee (5:4) en Habakuk op één: de rechtvaardige zal door het geloof leven (2:4). Jezus heeft de geboden samengevoegd tot de regel van de liefde (Matt. 5:17-20; 22:37 vv; Joh. 13:34; vgl. Rom. 13:8). Opmerkelijk is dat de benaming van de voorschriften op de twee stenen tafelen niet ‘de 10 geboden’ heten, maar de 10 woorden, Dekaboog (Ex. 20:1; 34:28; Deut. 4:13; 10:4). Zij dienen begrepen te worden als raadgevingen van een Bevrijder en Vader, die zijn kinderen uit gevangenschap verloste (Ex. 20:1). Maar het liefhebben van de HEER komt tot uitdrukking in het in acht nemen van Zijn geboden (Ex. 20:6; Deut. 5:10; Joz. 22:5; Joh. 14:15; 15:10; 1 Joh. 2:4; 5:3). Het is in het bijzonder Paulus die allerlei oude geboden als besnijdenis, reinheidsvoorschriften, spijswetten, voor de gemeente uit de volken niet geldig verklaarde (Gal. 3:24 v; Ef. 2:15; vgl. Hand. 15:5, 10v, 19v).