van afgodendienaars en booswichten en ook schijngebeden zijn waardeloos (1 Kon. 18:26; Ps. 109:7; Spr. 28:9; Jes. 1:15; Matt. 23:14), maar het gelovige gebed van de rechtvaardigen en oprechten vermag veel (Jak. 5:16; vgl. Spr. 15:8; 15:29) en naar ellendigen wordt gehoord (Ps. 102:17, 18). We horen van tafelgebeden (Deut. 6:12; 8:10; Matt. 15:36; Hand. 27:35), van gebedstijden (Dan. 6:11, 14; Hand. 3:1; 10:30), gebedshoudingen (Gen. 24:26; Ex. 34:8; 1 Kon. 8:22, 54; Ezra 9:5; Ps. 28:2; 134:2; Marc. 11:25; Ef. 3:14; 1 Tim. 2:8) en gebedsrichting (Ps. 28:2; 2 Kron. 6:34; Dan. 6:11). Inleiding op het gebed is vaak de vraag of God wil luisteren, en acht wil slaan op wat gezegd wordt (1 Kon. 8:28, 45; 2 Kon. 6:20; Neh. 1:11; Ps. 4:2; 54:4). Maar het aanroepen van God als Abba (Vader, Matt. 6:69; Marcus 14:36; Rom. 8:15 vv; Gal. 4:6 v) getuigt van het vertrouwen van de bidder die in Jezus’ naam tot God komt (Joh. 15:16; 16:23 v), dat de HEER verhoort (Matt. 7:7; Joh. 5:14). Voorbeelden van gebeden in de bijbel zijn: het gebed van Mozes (Ps. 90); van David (2 Sam 7:18-29); van Salomo in de Tempel (1 Kon. 8:28 vv); Jona in de vis (Jona 2); van Manasse in de gevangenis (2 Kron. 33:19); van Hizkia (1 Kon. 19:14-19; 20:2 v); van Daniël (9:17) vele Psalmen (Ps. 72:20), van Habakuk (3:1 vv); van de christelijke gemeente (Hand. 4:24 vv) en in het bijzonder het gebed dat Jezus ons geleerd heeft, het Onze Vader, latijn Pater Noster (Matt. 6:9 vv; Luc. 11:2 vv).