Gebed


Het gebed is een roepen (1 Kon. 8:28), smeken (1 Kon. 9:3) met tranen (Jes. 38:5), een gedenken en belijden (Deut. 26:5 w; Ps. 32:10) en lofzegging (Neh. 11:17) voor Gods aangezicht. ‘Laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God (Fil. 4:6). Het voorgeschreven, geformuleerde gebed heeft een plaats in de tempeldienst (de Psalmen! vgl. Ps. 72:20; 142:1); maar ook het niet-cultische, persoonlijke gebed wordt vaak vermeld (Gen. 24:12 vv; Ex. 9:33; 2 Kon. 20:2; Matt. 6:6; Mare. 1:35). Als gebeden wordt ten behoeve van anderen, ook voor vijanden, spreken we van voor-bede (Est. 4:8, Matt. 5:44; 2Kor. 1:11; 1 Tim. 2:1). Mozes, profeten, priesters, apostelen, Jezus doen voorbeden voor de mensen (Ex. 32:30 w; 1 Sam. 7:5; Jer. 18:20; Ez. 9:8; Am. 7:2 w; Joh. 17; Rom. 10:1; Fll. 1:4; Hebr. 5:7).
Paulus wijst op de H. Geest als voorbidder: wij weten niet wat wij bidden zullen, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen (Rom. 8:26).