Het kleinste getal spreekt van het weinige en geringe. Een ogenblik is maar kort (Hagg. 2:7), velen lopen de wedstrijd, slechts één kan de prijs krijgen (1 Kor. 9:24). De derde knecht ontvangt maar één talent (Matt. 25:15). Maar de één getuigt ook van veelheid en kracht: allen verzamelen zich tot één man (en zijn dan veel mans, Richt. 20:11; 1 Sam. 11:7). Het gehele volk antwoordt met één stem (Ex. 24:3), éénstemmig. Wanneer met nadruk gezegd wordt dat wij één God hebben, één Middelaar, één doop, één geloof, wordt daar mee gewezen op hun toereikendheid, hun alvermogen (Ef. 4:4, 5; vgl. Matt. 23:7-10; Rom. 5:18 v). De kern van het geloof van Israël is dat de HEER echad is, de Ene (Deut. 6:4). Hij alleen leidde het volk, geen vreemde god stond Hem terzijde (Deut. 32:12). Dit is de taal van de liefde. De bruidegom zegt dat zijn bruid één is, de enige. Daar is geen ander dan zij. Zij is zijn duif, zijn volmaakte (Hoogl. 6:9). Zo is Adonai de geheel Enige voor Israël. In de toekomst zal dat ook gelden voor de volken (Zach. 14:9).