Het lessen van de dorst, zelfs van de vijand, is een vanzelfsprekende liefde-daad (Spr. 25:21; Matt. 25:35; Rom. 12:20). In het dorre land kan het versmachtende volk door Gods hulp zich telkens weer met water laven. (Deut. 8:15; Jes. 48:21). Het lijden van Jezus aan het kruis blijkt uit zijn roep: ‘Ik heb dorst’ (Joh. 19:28). ‘Dorst hebben’ is ook een uitdrukking voor het sterke verlangen naar de hulp en het woord van God (Ps. 42:2 v; 63:2; 143:6; Am. 8:11; Matt. 5:6; Openb. 22:17).