Avond


De avond is het einde van de werkdag: ‘gaat de zon op – de mens gaat uit tot zijn arbeid, tot de avond toe’ (Ps. 104:23; vgl. Gen. 30:16; Ex. 18:13; Ruth 2:7; Matt. 20:8; Joh. 9:4). Het is dan de tijd voor de verpozing (Gen. 3:8; 24:63) en de maaltijd (Ex. 16:8; 1 Kon. 17:6; Matt. 14:15; 26:20; Luc, 24:30), ook die van de ongezuurde broden en het paaslam (Ex, 12:18; Deut. 16:6; Joz. 5:10; Matt. 26:20). Met de avond is de dag geëindigd en begint een nieuwe dag (Gen. 1:5,8, 13, etc.). Een kortstondige onreinheid duurt derhalve tot de avond, 1 dag. (Lev. 15:18; 22:6; Num. 19:7; 19:19; Deut. 23:11), De dagloner ontvangt zijn loon vóór de avond (Lev. 19:13), ook het loon van de rooftocht wordt dan uitbetaald, de buit wordt verdeeld (Gen. 49:27).