Ammon


Naam van een volk

Betekenis: Groot volk – stam – verwantschap

Het oostelijk buurtland van Israël, met als hoofdstad Rabba (dat nu Amman heet, hoofdstad van Jordanië). Het verhaal van hun stamvader Ben-Ammi, zoon van Lot en diens jongste dochter, vinden we in Genesis 19:30-38. De richter Jefta (Richteren 11), de koningen Saul en David bestuurden Ammon (1 Samuël 11; 2 Samuël 10 en 2 Samuël 12:26). In Ezechiël en Amos treffen wij profetieën aan tegen de Ammonieten (Ezechiël 25:1-7; Amos 1:13; vergelijk Zefánja 2:8).

Bijbelverzen:

Genesis 19:38, Numeri 21:24, Deuteronomium 2:19, Deuteronomium 2:37, Deuteronomium 3:11, Deuteronomium 3:16, Jozua 12:2, Jozua 13:10, Jozua 13:25, Richteren 3:13, Richteren 10:6, Richteren 10:7, Richteren 10:9, Richteren 10:11, Richteren 10:17, Richteren 10:18, Richteren 11:4, Richteren 11:5, Richteren 11:6, Richteren 11:8, Richteren 11:9, Richteren 11:12, Richteren 11:13, Richteren 11:14, Richteren 11:15, Richteren 11:27, Richteren 11:28, Richteren 11:29, Richteren 11:30, Richteren 11:31, Richteren 11:32, Richteren 11:33, Richteren 11:36, Richteren 12:1, Richteren 12:2, Richteren 12:3, 1 Samuël 12:12, 1 Samuël 14:47, 2 Samuël 8:12, 2 Samuël 10:1, 2 Samuël 10:2, 2 Samuël 10:3, 2 Samuël 10:6, 2 Samuël 10:8, 2 Samuël 10:10, 2 Samuël 10:11, 2 Samuël 10:14, 2 Samuël 10:19, 2 Samuël 11:1, 2 Samuël 12:9, 2 Samuël 12:26, 2 Samuël 12:31, 2 Samuël 17:27, 1 Koningen 11:7, 1 Koningen 11:33, 2 Koningen 23:13, 2 Koningen 24:2, 1 Kronieken 18:11, 1 Kronieken 19:1, 1 Kronieken 19:2, 1 Kronieken 19:3, 1 Kronieken 19:6, 1 Kronieken 19:7, 1 Kronieken 19:9, 1 Kronieken 19:11, 1 Kronieken 19:12, 1 Kronieken 19:15, 1 Kronieken 19:19, 1 Kronieken 20:1, 1 Kronieken 20:3, 2 Kronieken 20:1, 2 Kronieken 20:10, 2 Kronieken 20:22, 2 Kronieken 20:23, 2 Kronieken 27:5, Jesaja 11:14, Jeremía 9:26, Jeremía 25:21, Jeremía 27:3, Jeremía 40:11, Jeremía 40:14, Jeremía 41:10, Jeremía 41:15, Jeremía 49:1, Jeremía 49:2, Jeremía 49:6, Ezechiël 21:20, Ezechiël 21:28, Ezechiël 25:2, Ezechiël 25:3, Ezechiël 25:5, Ezechiël 25:10, Daniël 11:41, Amos 1:13, Zefánja 2:8, Zefánja 2:9, 1 Samuël 11:11, Psalmen 83:7