Abiram


I

Zoon van Eliab, uit de stam Ruben. Hij raakte met zijn broer Dathan betrokken bij de opstand van Korach tegen Mozes en Aäron. Hij werd met zijn broer en alle medestanders van Korach verzwolgen door de aarde.


Betekenis

Mijn vader is hoog / verheven; vader der hoogte.


Algemeen

Geslacht: Man

Periode: ± 1520 voor Christus

Hebreeuws: אֲבִירָם

Grieks: αβιρων


Familie

Stam: Ruben

Vader: Eliab

Moeder: Onbekend

Broer(s): Dathan en Nemuel

Zus(sen): Onbekend

Gehuwd met: Onbekend

Kinderen: Onbekend


Symboliek

Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


II

Abiram is in de Bijbel ook een zoon van Hiël. (1 Koningen 16:34). Onder het koningschap van Achab herbouwt Hiël de stad Jericho en dat kost hem zijn twee zonen, Abiram en Segub, zoals Jozua had voorzegd toen hij de vloek over Jericho uitsprak (Jozua 6:26)


Algemeen

Geslacht: Man

Periode: ± 900 voor Christus


Familie

Stam: Onbekend

Vader: Hiël

Moeder: Onbekend

Broer(s): Segub

Zus(sen): Onbekend

Gehuwd met: Onbekend

Kinderen: Onbekend


Bijbelverzen

Abiram komt in 11 keer in 9 bijbelverzen voor:

(Numeri 16:1) Korach nu, de zoon van Jizhar, zoon van Kohath, zoon van Levi, nam tot zich zo Dathan als Abiram, zonen van Eliab, en On, den zoon van Peleth, zonen van Ruben.

(Numeri 16:12) En Mozes schikte heen, om Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, te roepen; maar zij zeiden: Wij zullen niet opkomen!

(Numeri 16:24) Spreek tot deze vergadering, zeggende: Gaat op van rondom de woning van Korach, Dathan en Abiram.

(Numeri 16:25) Toen stond Mozes op, en ging tot Dathan en Abiram; en achter hem gingen de oudsten van Israel.

(Numeri 16:27) Zo gingen zij op van de woning van Korach, Dathan en Abiram, van rondom; maar Dathan en Abiram gingen uit, staande in de deur hunner tenten, met hun vrouwen, en hun zonen, en hun kinderkens.

(Numeri 26:9) En de zonen van Eliab waren Nemuel, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen den HEERE maakten.

(Deuteronomium 11:6) Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel.

(1 Koningen 16:34) In zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeborenen zoon, heeft hij haar gegrondvest, en op Segub, zijn jongsten zoon, heeft hij haar poorten gesteld; naar het woord des HEEREN, dat Hij door den dienst van Jozua, den zoon van Nun, gesproken had.

(Psalmen 106:17) De aarde deed zich open, en verslond Dathan, en overdekte de vergadering van Abiram.