Categorie: WiKi

  • J

    Jeruzalem

    Verwoesting van Jeruzalem: Psalm 102:15


    Jezus Christus

    Zie: Christus Jezus

    De opgestane Heer, Jezus Christus is geen mens zoals Romeinen 5:15 doet vermoeden: 1 Johannes 5:20 – Galaten 1:1 – Galaten 1:12

    In 1 Timotheüs 2:5 wordt niet gesproken over Jezus Christus maar over de mens Christus Jezus

    Jezus was op aarde geen Priester Hebreeën 8:4


  • I

    Israël

    Verzen

    Ezechiel 37 Juda en Israël

    Toekomst

    De toekomst van Israël wordt oa beschreven in Deuteronomium 30 en 31

    Deuteronomium 31:16-18 En de HEERE zei tegen Mozes: Zie, u gaat bij uw vaderen te ruste; en dit volk zal opstaan en als in hoererij achter de vreemde goden van het land waar het naartoe gaat, aan gaan, in het midden van dat land. Het zal Mij verlaten en Mijn verbond, dat Ik ermee gesloten heb, verbreken. Dan zal Mijn toorn op die dag tegen hen ontbranden. Ik zal hen verlaten en Mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij opgegeten zullen worden; en veel verschrikkelijke dingen en noden zullen het volk treffen, zodat het op die dag zal zeggen: Hebben deze verschrikkelijke dingen mij niet getroffen omdat mijn God niet in ons midden is? Ik zal Mijn aangezicht op die dag zeker verbergen, vanwege al het kwaad dat het gedaan heeft, want het heeft zich tot andere goden gekeerd.

    Hosea 1:9-10 En Hij zei: Geef hem de naam Lo-Ammi, want u bent niet Mijn volk en Ík zal er voor u niet zijn. Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan wor­den. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, te­gen hen gezegd zal worden: kinderen van de levende God.

    Stammen van Israël

    13 stammmen van Israël → Jozua 14:4

    (Uit: Onbekend Israël – Steven M. Collins blz. 32-34)

    Sommige lezers hebben wellicht enige scepsis over de bewering in de Bijbel dat Israël een leger had van meer dan anderhalf miljoen mannen en dat Israël betrokken was bij de grote machtsstrijd in de antieke wereld. Om deze scepsis te overwinnen moet een zeer veel voorkomende misvatting worden gecorrigeerd. De meeste mensen nemen aan dat het oude Israël slechts uit Joden bestond en daarom niet zo dichtbevolkt kon zijn. Deze mensen maken een veelvoorkomende fout door te veronderstellen dat de termen “Israëliet” en “Jood” synoniem zijn, terwijl ze dat niet zijn! Het is waar dat koning David uit de stam van Juda was (een Jood), maar slechts een minderheid van zijn volk en van zijn leger was Joods. De waarheid is dat het volk Israël bestond uit twaalf stammen en elke stam bestond uit de nakomelingen van één van de twaalf zonen van Jakob. Juda (waarvan de term “Jood” is afgeleid) was slechts één van de twaalf stammen. De belangrijkste stam van Israël was eigenlijk Jozef en die stam werd door God zo gezegend in aantallen dat ze werd onderverdeeld in twee stammen: Efraïm en Manasse (de zonen van Jozef). Dit leidde ertoe dat er in feite dertien stammen waren. In de loop der eeuwen waren de bevolkingsaantallen van deze stammen zo groot geworden dat, tegen de tijd van koning David, zij een volk vormden van aanzienlijke grootte.

    De natie Israël onder David was samengesteld uit dertien verschillende districten, één voor elke stam. De stam van Levi trad op als priesterlijke stam en hun geografisch gebied bestond uit 48 steden (Jozua 21) verspreid over de districten van de overige stammen. Israël was, in de tijd dat zij internationale bekendheid kreeg, dus een constitutionele monarchie (waarbij Gods wetten als hun grondwet werden gezien). De éénheid van deze dertien stammen onder David was echter een uitzondering in hun geschiedenis, niet de regel. Het bijbelboek Richteren beschrijft de vele twisten en oorlogen die de stammen onderling uitvochten. De éénheid van de stammen, tot stand gebracht door koning David, duurde slechts korte tijd. Kort na de dood van Davids zoon, koning Salomo, splitste Israël zich in twee natiën, die kenmerkend een moeizame relatie met elkaar hadden.

    Na Salomons dood scheidden de noordelijke tien stammen, onder leiding van Efraïm en Manasse, zich af van de unie en vormden een nieuwe natie die de meerderheid van de populatie en de naam Israël als nationale naam behielden, (1 Koningen 11:28-36; 12:16-24) De zuidelijke twee stammen, Juda en Benjamin, met een gedeelte van de priesterlijke stam Levi, (2 Kronieken 11:12-14) behielden de oude hoofdstad Jeruzalem, maar namen een nieuwe nationale naam aan, namelijk Juda. Het volk Juda (de Joden) is nooit meer bekend geweest onder de nationale naam Israël. Beide waren Hebreeuwse volken, maar terwijl Juda “Joods” was, was Israël “niet-Joods. Israël en Juda waren voortaan afzonderlijke volken en bevochten elkaar in vele oorlogen. Israël nam het afgodische baälisme over, terwijl Juda periodieke opwekkingen had waarin zij de ware God aanbaden. In 721 vóór Christus waren de Israëlieten niet langer in het land Palestina. Ze waren namelijk uit hun land verdreven door Assyrische invasies. Het koninkrijk Juda (de Joden) bleef in Palestina bestaan tot ongeveer 576 vóór Christus, waarna ook zij werd verwijderd uit het land. De afstammelingen van Juda, die de sabbatdag en vele tradities uit Gods wetten handhaafden, behielden hun eigen identiteit en bleven door de geschiedenis heen bekend als “Joden. Israël echter werd bekend als de verloren tien stammen van Israël”, deels omdat zij alle banden met Palestina doorsneden. Ze verloren echter tevens hun Hebreeuws-israëlitische identiteit, omdat velen van hen ook oude gewoonten loslieten, waaraan ze herkend hadden kunnen worden als Hebreeërs en Israëlieten. Zoals de lezer van dit boek zal zien in latere hoofdstukken, zijn ze echter nooit “verloren” geweest. Hun identiteit in het verleden was bij tijd en wijle zeer bekend, met name onder sommigen van de Joodse geleerden.

    Toen in 1948 de moderne staat Israël werd gevormd door het Joodse volk, vestigden zich daar afstammelingen van het volk van Juda. De nationale naam ‘Israël” werd, technisch gezien vanuit de Bijbel, abusievelijk (per vergissing) gebruikt. Als het bijbelse precedent was gevolgd, zou de Joodse staat in Palestina de naam “Juda” hebben moeten dragen. Echter, de Joodse staat noemde zichzelf naar het land van Israël, dat zij hadden teruggewonnen. In Zefanja 2:7 staat een profetie die zegt dat afstammelingen van de oude natie Juda (niet Israël) eens opnieuw een staat in Palestina zouden oprichten. Dit ís vervuld in 1948. Zacharia 14:9-14 zegt dat ten tijde van de wederkomst van Jezus Christus, er afstammelingen van de stam Juda (niet Israël) fysiek zullen wonen in het gebied van Jeruzalem.


    De meeste mensen beseffen niet dat de Joden niet de enige hedendaagse afstammelingen zijn van het oude volk dat geregeerd werd door koning David. Na de splitsing van het verenigde twaalf stammen koninkrijk onder David en Salomo, maakten de Joden geen deel meer uit van het koninkrijk genaamd Israël. Vanaf dat moment kregen de Joden van Juda en de Israëlieten van Israël ieder hun eigen nationale geschiedenis. Om de huidige afstammelingen van het oude volk dat door koning David werd geregeerd terug te vinden, zou men alle huidige afstammelingen van de tien stammen van Israël moeten lokaliseren! Als later in dit boek de hedendaagse nakomelingen van de oude tien stammen van Israël worden geïdentificeerd, zal de lezer zien dat koning David heerste over de voorvaderen van veel hedendaagse volken!