De HEER is Hij, naam van een profeet, die de koningen van Juda, Basa en Josafat bestrafte (1 Kon. 16:1-4; 2 Kron. 19:1-3).
Een andere Jehu was een koning van het 10-stammenrijk van 842-814 v. Chr. (1 Kon. 19:16 v; 2 Kon. 9 en 10) die met harde hand optrad tegen het huis van Achab (Hos. 1:4 v).
Categorie: J woorden
-
Jehu
-
Jaar
Hebr. sjana = het herhaalt zich, Gr. eniautos = hetzelfde tijdstip (waarop het jaar weer gekomen is). Blijkbaar werd het jaar beleefd op de momenten van jaarlijks terugkerende gebeurtenissen. Jaarlijks werd gedurende 4 dagen de dochter van Jefta ‘bezongen’ (Richt. 11:40), elk jaar ging Elkana naar Silo om offers te brengen (1 Sam. 1:3), eenmaal per jaar brengt de hogepriester op de grote verzoendag het bloed in het heiligdom (Lev. 16:34; Hebr. 9:25). Elk jaar werden er 3 grote feesten gevierd (Ex. 23:17; Deut. 16:16). Ook moesten de jaren berekend worden met het oog op het 7e, het sabbatsjaar (Lev. 25:4), en het 50e, het jubeljaar (Lev. 25:11). Aan dat laatstgenoemde jaar doet ook denken ‘het jaar van het welbehagen van de HEER’ (Jes. 61:2; Luc. 4:19), waarmee overigens niet precies een tijdspanne van 12 maanden zal zijn bedoeld. Evenmin is een exacte tijdslimiet bedoeld met de paradijselijke toestand van het 1000-jarig rijk (Openb. 20:1-3). Dat is glohaal gesproken een zeer lange periode van vrede. De ‘jaren van een dagloner’ zijn lange jaren, want ze zijn een periode van verdrukking en ellende (Jes. 16:14). De levenstijd van mensen wordt uitgedrukt in jaren (Gen. 5:5; Deut. 34:7; Ps. 90:10), evenals de regeringsduur van vorsten (2 Sam. 5:5; 1 Kon. 14:20 etc.). Ook de geschiedenis wordt gemeten in jaren: de slavernij in Egypte, 430 jaar (Ex. 12:40; vgl. Gal. 3:17), de tijd van de uittocht tot de bouw van de le tempel 480 jaar (1 Kon. 6:1; vgl. Hand. 13:19), die van de Babylonische ballingschap 70 jaar (Jer. 29:10). God en Zijn leeftijd zijn onberekenbaar. Voor hem zijn 1000 jaren als 1 dag (2 Petr. 3:8). ‘God is groot en wij begrijpen Hem niet, het getal zijner jaren is onnaspeurlijk’ (Job. 36:26; Ps. 102:25). De viering van ‘jaardagen’ wordt, afgezien van die van Absalom en Herodes (2 Sam. 14:26; Matt. 14:6) niet vermeld. Dat is één van de redenen waarom men aan hot jarig-zijn in bepaalde kringen geen aandacht wil besteden.
In Israël was er vnl. sprake van een maanjaar, d.w.z. een jaar dat uit 12 maan-maanden van elk 29 1/2 dag bestaat (als het verschil met een zonnejaar te groot werd, werd een 13e maand toegevoegd). In de nieuwtestamentische tijd wordt gerekend met het Romeinse zonnejaar. -
Jeremia
De HEER verhoogt, de profeet uit Anatot, die optrad tijdens de regeringen van Josia, Jojakim en Sedekia ± 600 v. Chr. in de nadagen van Juda, toen het land bedreigd werd door Babel (Jer. 1:1 vv). Hij laakte o.a. de zelfgenoegzaamheid van Jeruzalem dat in zijn tempel een garantie zag voor onkwetsbaarheid (Jer. 7). Tijdens Jojakim en Sedekia was hij de onheilsprofeet, die de ondergang van het land voorzag (Jer. 28). Na de val van de stad in 586 v. Chr. bleef hij in Jeruzalem en werd later door een groep vluchtende Joden meegevoerd naar Egypte, waarna niets meer van hem wordt gehoord (Jer. 41:6-43:7). Meer dan een ander heeft Jeremia geleden door zijn profetische dienst, omdat hij nationale gevoelens moest kwetsen en de schijn van verraad op zich laadde (11:18 vv; 15:15-21). Een groot deel van het boek Jeremia is door de profeet aan zijn secretaris Baruch gedicteerd (Jer. 36). Hij heeft een grote indruk op de mensen gemaakt (Matt. 16:14)
-
Jabal
Waterstroom, plasregen, zoon van Lamech, patroon van nomaden (Gen. 4:20).
-
Jericho
Stad van (maangod) Jarach?, laaggelegen plaats 10 km n.w. van de Dode Zee, een vruchtbare oase, Palmstad (Deut. 34:3; Richt. 3:13). De oeroude stad werd door Jozua onder bazuingeschal veroverd (Joz. 6:2). In de tijd van Elia en Elisa was Jericho een centrum van profeten-groepen (2 Kon. 2:4). De gebeurtenissen die in Jericho plaatsvonden zijn niet altijd gemakkelijk te lokaliseren, omdat het oude, het ‘profetische’, het Herodi-aanse en het moderne Jericho op verschillende plaatsen zijn gesitueerd. In het n.t. is Jericho een doorgangsplaats voor pelgrims uit het n. waar Jezus Zachejis ontmoette en Bartimeüs genas (Luc. 18:35-43; 19:1-10).
-
Jabbok
Uitstromen, linker zijrivier van de Jordaan, een grensrivier (Num. 21:24; Deut. 2:37) waar Jakob worstelde met de engel (Gen. 32:22 v).
-
Jeróbeam
Het volk wordt talrijk, de le koning van het 10-stammenrijk (1 Kon. 12:16; 14:1 vv), 926-907 v. Chr. In de plaats van Jeruzalem maakte hij van Dan en Betel religieuze centra, alwaar stierbeelden de God van Israël aanschouwelijk voorstelden (1 Kon. 12:29). Profeten spraken met het oog daarop van de zonde van Jerobeam (1 Kon. 15:26; 2 Kon. 3:3; 10:31).
Een latere Jerobeam II (787-747 v. Chr.) gaf zijn land grote uitbreiding, maar het zou spoedig zijn zelfstandigheid verliezen (2 Kon. 13:13; 2 Kon. 14:24). -
Jabes
Droog, plaats in Gilead, waar Benjaminieten meisjes roofden (Richt. 21:6-14) en waar Saul en zijn zoons, die eens de stad bevrijdden, werden begraven (1 Sam. 31:13).