Categorie: J woorden

  • Johanna

    De begenadigde, Gr. Joanna, vrouw van een rentmeester van Herodes, volgelinge van Jezus (Luc. 8:3; 24:10).

  • Johannes

    Griekse vorm van het Hebr. Jochanan, di. de HEER is genadig. Naam van een Zebedeüs-zoon, discipel en apostel van Jezus (Matt. 4:21; Joh. 1:40; Hand. 3:1 v; 8:14), een van de intimi van de HEER (Matt. 17:1; Joh. 13:23; Mare. 14:33). Hem worden ook het evangelie en de brieven van Johannes toegeschreven.

  • Jerubbaäl

    Baalstrijder (Richt. 6:32) of: Baal moge zich groot tonen, andere naam voor Gideon, vader van Abimelek.

  • Johannes de Doper

    De zoon van Elisabet en Zacharias, genaamd de Doper, de boetprofeet en wegbereider van Jezus (Luc. 1:63; Matt. 3:1; ll:2w).

  • Jeruzalem

    Hebr. Jeroesjalajiem, Gr. Jeroesaleem, Lat. Hierosolyma, = stad van (de god) Salim (of van salim = vrede), door David tot hoofdstad van zijn koninkrijk verheven (± 1000 v. Chr.). Het is de stad van de tempel (Ps. 68:30; Joh. 4:20), de stad van David (2 Sam. 5:9) en van de grote Koning (Ps. 48:3), van God (Ps. 46:5; 48:9), verheerlijkt (Ps. 87:3, 122) en aangeklaagd (Jer. 15:5 vv; Ez. 15; Matt. 23:37 vv), de schatten der aarde zijn er verzameld (1 Kon. 10:10 w; Jes. 60:5), en het is talrijke malen geplunderd en verwoest (1 Kon. 14:26; 2 Kon. 25:9 vv; Matt. 24:1 v, etc.). Jeruzalem is als Sodom en Gomorra (Jes. 1:10) én het geestelijk centrum van de wereld als het woord van God uitgaat naar de volken en vrede zal stichten (Jes. 2:3; vgl. Hand. 1:9). Jezus heeft er het laatste avondmaal gevierd, Hij is er gekruisigd én verrezen, Hij heeft Zijn Geest uitgestort op Pinksteren (Matt. 26:26 w, 27, 28; Hand. 2). Jeruzalem is de heilige stad (Matt. 4:5; 27:53), ook de Islamieten noemen de stad El Quds, di. de heilige. De gemeente ziet echter uit naar het nieuwe Jeruzalem ‘dat neerdaalt uit de hemel’ (Openb. 3:12; 21:2, 10).

  • Jójada

    De HEER kent, de hogepriester die prins Joas verborg en later op de troon van David zette (2 Kon. 11:4 vv).

  • Jesaja

    Redding is de HEER, de profeet in de tijd van de koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia (2e helft van de 8e eeuw v. Chr.). Hij verkondigt het oordeel over Juda en andere volkeren, omdat de gerechtigheid geweld wordt aangedaan (Jes. 5:1-7), hij ziet onheil komen over land en stad, maar spreekt ook van redding voor een rest die overblijft (10:20 vv; 11:16) en een nieuwe toekomst met een Messias en met vrede (9:1-6; 11:110; 32).

  • Jójakim

    De HEER richt op, regeerde te Jeruzalem van 608-597 v. Chr., vazal van Egypte (2 Kon. 23:34 v; Jer. 22:13-19) daarna van Babel (2 Kon. 24:1).

  • Jojakin

    De HEER bevestigt, zoon en opvolger van Jojakim, ook Jechonja genaamd (1 Kron. 3:16). Hij regeerde slechts enkele maanden (596 v. Chr.) en werd met veel inwoners van Jeruzalem afgevoerd naar Babel (2 Kon. 24:6 vv; 2 Kon. 25:27).