Hielelichter (Gen. 25:26) of bedrieger (Gen. 27:36; Hos. 12:4), zoon van Isaak en Rebekka (Gen. 25:26), vader van de 12 stamvaders van Israël (Gen. 48:49), die zelf ook Israël wordt genoemd (Gen. 32:28; 2 Kon. 17:34). Zijn naam (en zijn geschiedenis) is derhalve ook die van het volk Israël (Jer. 30:18; Hos. 10:11; Ez. 20:5; Micha 3:8). De Heilige Israëls heet ook de Heilige van Jakob (Jes. 29:23) en de God van Israël is de God van Jakob (2 Sam. 23:1; Jes. 2:3; Ps. 146:5; vgl.: De God van Abraham, Isaak en Jakob, Ex. 3:6). Ook in het n.t. staat Jakob wel voor het volk Israël (Rom. 11:26). Hebr. 11:21 noemt Jakob een geloofsgetuige (vgl. Rom.9:13).
Categorie: J woorden
-
Jakobus
Vergrieksing van de naam Jakob, één van de zoons van Zebedeüs, Boanerges (Mare. 3:17), discipel van Jezus (Matt. 4:21), die behoorde tot de kleinere kring der getrouwen (Matt. 17:1; 26:37), door Herodes terechtgesteld (Hand. 12:2). Een naamgenoot, de zoon van Alfeüs, Jakobus de jongere of – minor genoemd (Mare. 15:40) behoorde eveneens tot de leerlingen van Jezus. Een broer van Jezus heette ook Jakobus. Hij was een leider van de Jeruzalemse gemeente (Gal. 1:19; Matt. 13:55; Hand. 12:17; 21:18). De brief van Jakobus wordt hem toegeschreven.