Categorie: J woorden

  • Jonadab

    De HEER is vrijgevig, leider van de Rechabieten, die volgens Jeremia 35 wilden leven als hun voorouders in de woestijn, in tenten. Zij wilden geen boer zijn en dronken geen wijn.

  • Julius

    Romeinse officier, die Paulus moest bewaken en begeleiden op weg naar Rome (Hand. 27:1 vv).

  • Jónathan

    De HEER heeft gegeven, o.a. de zoon van Saul en boezemvriend van David (1 Sam. 13:2; 18:1).

  • Jongste

    Het jongste kind komt achteraan (Gen. 19:34; 29:26; 1 Sam. 16:11). Het is daarom opvallend als de jongste uitverkoren wordt (Richt. 6:15; 1 Sam. 17:14) en heerst over de oudste (Gen. 25:23; Ps. 68:28; Rom. 9:12). Het is tegen de regels dat de eerste als de jongste moet worden, en de leider als de dienaar (Luc. 22:26).

  • Jonkvrouw

    Zo wordt een huwbare prinses genoemd, de hofdame, vriendin van de koningin (Ps. 45:15; Jes. 7:14; KI. 2:21). In de bekende Immanuël-profetie wordt de moeder van de Messias ook jonkvrouw genoemd (Jes. 7:14; in Matt. 1:23 op grond van de LXX: maagd). De jonkvrouw is de personificatie van het volk van Jeruzalem, de ‘dochter’ van Sion (2 Kon. 19:21; Jer. 14:17), maar ook van Juda of Israël (KI. 1:15; Amos 5:2) en van Babel (Jes. 47:1) of Egypte (Jer. 46:11). De figuur is te vergelijken met de voorstelling van bv. het Franse volk als de maagd van Frankrijk, Marianne.

  • Jood

    Hebr. jehoedie, hij die God looft (vgl. Gen. 29:35; 49:8; Rom. 2:29) of: laat God geprezen zijn. Over Joden, de inwoners van Jehuda Juda, wordt in het o.t. volgens de NBG vertaling eerst gesproken in de boeken Ester en Nehemia, waar het gaat over het volk van Juda in ballingschap en de teruggekeerden uit Babel (Est. 3:4, 6, 13; Neh. 1:2; 2:16 etc.). Op andere plaatsen die spreken over het volk en het koninkrijk Juda noemt men hen Judeeërs (hoewel in het Hebreeuws hetzelfde woord Jehoediem staat). In Ester komen we het woord judaïseren tegen: veel Perzen worden Jood omdat zij de vergeldingsactie van de Joden vreesden (8:17).
    In het n.t. heet Jezus op verschillende plaatsen koning der Joden (Matt. 2:2; 27:11 etc.), worden in het Johannesevangelie met de Joden vaak de leiders van het volk bedoeld (Joh. 5:10, 15 vv; 7:13; 18:12) en wordt in Handelingen en door Paulus over Joden gesproken in onderscheiding van de Grieken en de heidenen, vooral in de situatie van de diaspora ( zaaien). ‘Eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek’ (Rom. 1:16; 2:9). ‘In Hem is noch Jood noch Griek’ (Gal. 3:28; Kol. 3:11; Rom. 10:12). De Joden zijn voor Paulus de mensen van de tora, de besnedenen (Rom. 2:28, 1 Kor. 9:20), en soms ook nadrukkelijk de tegenstanders van het evangelie (1 Tess. 2:15; vgl. Openb. 2:9). Opmerkelijk is derhalve, dat hij ook Grieken en Romeinen ‘Joden’ noemt – zij die god loven -, ‘wier hart besneden is door de Geest’ Rom. 2:28 v).

  • Joram

    De HEER is verheven, 1. zoon van Achab, koning van het 10-stammenrijk (851-845?; 2 Kon. 1:17; 3:1 w), gedood door Jehu (2 Kon. 9:24), waardoor er een eind kwam aan de dynastie van Omri. 2. zoon van Josafat en koning van Juda (847-845, 2 Kon. 8:16-19) die als schoonzoon van Achab ook in Juda een Baalsdienst invoerde (2 Kron. 21:6, 11).

  • Jordaan

    Hebr. Jardeen = wsch. rivier, de n.z. stromende rivier in Israël die ontspringt in het Hermon-gebergte (o.a. in de buurt van Caesarea Philippi) en loopt via het Meer van Gennésaret (200 m beneden de zeespiegel) over een afstand van 105 km in de Dode Zee (390 m beneden zeeniveau). Lange tijd was de Jordaan een grensrivier (Num. 32:5; Ez. 47:18). Een belangrijk moment voor de uit de woestijn komende Hebreeën was de doortocht door de Jordaan (Joz. 3, vgl. Ps. 114:3, 5). Door de doop van Jezus in de Jordaan, ten z. van Jericho, is deze voor velen een heilige plaats geworden (Matt. 3:13).

  • Jósafat

    De HEER is rechter, zoon van Asa, koning van Juda (868-847, 1 Kon. 22:1 vv). Hij heeft o.a. het onderricht in de tora en de rechtspraak geregeld (2 Kron. 17:7 vv).