Categorie: I woorden

  • Insecten

    Zie ook: Dieren en Kruipende Dieren

    Bij

    De (wilde) honingbij (SV – honig) speelt een rol in de geschiedenis van Simson (Richteren 14:8) en is als zwerm zeer gevreesd (Deuteronomium 1:44; Psalmen 118:12; Jesaja 7:18).

    Kruidworm

    Wordt met bepaalde ziekten en de sprinkhaan als een verderfelijke pest voor het gewas beschouwd. Meestal wordt gedacht aan een soort kakkerlak (Psalmen 78:46; Joël 1:4; Joël 2:25).

    Kever

    De kever wordt gezien als een insect dat de gewassen kaal vreet en dus vernietigd (Joël 1:4; Joël 2:25).

    Luis

    De luizen vormden in de tijd van Mozes en Aäron de derde plaag in Egypte. Al het stof der aarde werd luizen, in het ganse Egypteland (Exódus 8:17).

    Mier

    Mieren zijn een toonbeeld van ijver en zorgzaamheid. Ook worden ze in de Bijbel als wijs betiteld. Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs; (Spreuken 6:6).

    Mot

    Job spreekt over de cocon van een mot (motte) als zijnde een huis (Job 27:18). De mot is de schrik van de klerenkast (Job 13:28; Jesaja 51:8; Matthéüs 6:19).

    Mug

    De mug is een onbeduidend klein insect en wordt tegenover een kameel gezet. De mug wordt slechts eenmaal in de Statenvertaling genoemd:
    Gij blinde leidslieden, die de mug uitzijgt, en den kemel doorzwelgt.(Matthéüs 23:24).

    Sprinkhaan

    De sprinkhaan kan voedsel zijn voor hongerigen (Leviticus 11:22; Markus 1:6), maar is ook als vraatzuchtige zwerm een plaag voor het land (Exódus 10:4 ev.; Deuteronomium 28:38; 1 Koningen 8:37; Psalmen 105:34; Joël 2:25). Eén van de Hebreeuwse woorden voor sprinkhaan betekent: menigte. Het is een gruwelijke ramp wanneer niet de planten maar mensen door monsterachtige sprinkhanen worden aangevallen (Openbaring 9:3; Openbaring 9:7).

    Vlieg

    De vlieg wordt gezien als een onrein insect (Prediker 10:1; Jesaja 7:18).

    Vlo
    Een vlo is een insect en wordt tweemaal genoemd in de Bijbel. Beide keren door David als hij koning Saul vraagt waarom hij op hem jaagt (1 Samuël 24:15; 1 Samuël 26:20). In beide passages vergelijkt David zich met een vlo, een klein nietig dier dat o zo vervelend kan zijn. De diertjes, met hun perfecte springpoten, zijn ontzettend moeilijk te vangen. 

  • Issaschar

    Er is loon (?), Gen. 30:18, naam van de 9e zoon van Jakob (Gen. 30:14-18), en van de stam die ten w. van het meer van Gennésaret woonde (Joz. 19:17-23). De zegenspreuken van Jakob en Mozes tekenen Issakar als een hardwerkend, handel-drijvend en welvarend volk (Gen. 49:14 v; Deut. 33:18 v).