Categorie: F woorden
Familie
Letterlijk in het Hebreeuws: huis van een vader, de bloedverwanten van de vader, en allen die door een gemeenschappelijke behuizing met elkaar verbonden zijn: zoons, schoondochters, kleinkinderen, knechtem, weduwen, wezen (Gen. 7:1,7;...
Farao
Paleis (Egyptisch), de vorst van Egypte, een titel (2 Kon. 23:29; Jer. 44:30) die ook wel een naam wordt (Ex. 6:11; vgl. koning Faroek).
Farizeeër
Afgescheidene, aanhanger van een godsdienstige groepering, daterend uit de 2e eeuw voor Christus die gekenmerkt werd door grote wetsgetrouwheid (Hand. 26:5). Zij pasten de geschreven, maar ook de ongeschreven wet, die in...
Feest
Het ene Hebr. woord voor feest nl. chag, suggereert de dans, de reidans (Ex. 15:20), het andere, mo’eed, wijst naar het aspect van de bepaalde, vastgestelde datum (Gen. 1:14). De grote feesten...