Het verbranden van doden was in Israël niet gebruikelijk, in bepaalde gevallen alleen toegepast op misdadigers (Lev. 20:14; Joz. 7:25). De doden werden begraven, zo mogelijk in een familiegraf (vandaar de uitdrukking ‘bij zijn vaderen verzameld worden’, Gen. 49:29; 1 Kon. 13:22), meestal op een begraafplaats buiten dorp of stad, die van het gewone volk (2 Kon. 23:6). De dode werd op een baar (2 Sam. 3:31; Luc. 7:14) naar het graf gedragen (Richt. 16:31; 1 Kon. 13:30) en zonder kist in het graf gelegd. Een sarcofaag is Egyptisch gebruik (Gen. 50:26). Bij voorname doden werden welriekende specerijen in het graf gelegd (2 Kron. 16:14; vgl. Mare. 16:1). Het niet begraven worden is een straf en schande (1 Kon. 21:24; Ps. 79:2 v; Jes. 14:19). In Israël geldt de begrafenis als één van de (7) werken van barmhartigheid, omdat verteld wordt dat God Mozes begraven heeft (Deut. 34:5; vgl. Tobit 1:17).
Categorie: B woorden
-
Begrijpen
De voorlezing uit de Schriften richt zich tot ieder, mannen, vrouwen en kinderen die deze kunnen begrijpen (Neh. 8:3). De godsdienstoefening is niet de viering van allerlei mysteriën. Als de taal van de hl. Schrift niet meer die van het dagelijks leven is, spannen Levieten zich in deze verklarenderwijs te vertalen (Neh. 8:9). Dit betekent niet dat de mens die met rede en verstand is begiftigd, nu ook God zou kunnen begrijpen. ‘Zie, God is groot, en wij begrijpen Hem niet’ (Job 36:26). Ook Zijn handelen is vaak ondoorgrondelijk (Job 37:5; Ps. 73:16), evenals de wonderen in de natuur (Spr. 30:18 v). De woorden en de werken van de Messias worden evenmin verstaan, alleen dankzij een bijzondere verlichting van de geest (Matt. 13:13; Mare. 8:17; 9:32; Joh. 12:16; Openb. 2:7). En als in Neh. 8 is het ook volgens Paulus van het grootste belang dat wat men (voor)leest, volkomen begrepen wordt (2 Kor. 1:13).