Categorie: B woorden

  • Bevrijden

    Iemand wordt uit een kuil getrokken, uit een benauwde gevangenis in de ruimte gezet, veilig bewaard door doodsgevaar heen. De nood, waarvan bijv. in de Psalmen gesproken wordt, is: ziekte, hongersnood, verdrukking door vijanden, de onrechtvaardige veroordeling, het van God verwijderd zijn, de dood. Mensen worden gezet in duisternis, zij vertoeven in de sjeool, de beneden-wereld. Als God bevrijdt, is dit een overgang uit de macht van de dood tot het leven, opstanding, genezing, overwinning, vergeving (1 Sam. 10:18 v; Jes. 45:15; 49:26). Jezus (= Jehoschua, Hij, die bevrijdt) is gekomen om te bevrijden uit de macht van de zonden (Matt. 1:21), om anderen te redden (Matt. 27:42; vgl. Luc. 19:10), te bevrijden van de dood (Hebr. 2:15; vgl. 9:15).

  • Bewaren

    Het lijkt alsof er een groot verschil bestaat in het bewaren van een volk in gevaren en het bewaren van bijv. de geboden van God. Het Hebreeuwse woord echter heeft de betekenis van het Latijnse observatio: in acht nemen, letten op. Bewaren is niet opbergen (en vergeten), maar juist scherp in het oog houden. Adam moet de tuin bewaren, d.w.z. er goed het oog op houden, er serieus mee bezig zijn (Gen. 2:15). God is goedertieren voor allen, die zijn getuigenissen observeren, waarnemen (gebruiken; Ps. 25:10; vgl. Ps. 119:33 v, 56), die zijn weg bewaren, d.i. daarop het oog houden (om die te gaan, Ps. 37:34). Maria observeerde steeds de woorden, die zij gehoord had (Luc. 2:19; vgl. Dan. 7:28). ‘Zalig zijn zij’, zegt Jezus, ‘die Mijn woorden horen en bewaren’ (Luc. 11:28). Daaraan behoeft niet toegevoegd te worden: en het doen. Dat ligt reeds opgesloten in het ‘bewaren’. Hieraan is te zien dat mensen Jezus kennen: dat zij zijn geboden bewaren (1 Joh. 2:3).