De godsdienstgeschiedenis wijst allerlei onweersgoden aan (Benhadad) die voorzien zijn van een bijl en een bundel bliksemstralen, in het o.t. wordt van Adonai gesproken die zijn bliksem als pijlen afschiet (Ps. 18:15; Hab. 3:9 v; Zach. 9:14). Als Hij verschijnt, dan is Zijn komen snel en indrukwekkend als de bliksem (Ex. 19:16; 20:18) seraf. Vgl. de engel bij de opstanding (Matt. 28:3) en de wederkomst van de Zoon des Mensen (Matt. 24:27).
Categorie: B woorden
-
Blindheid
De zorg voor de in het Midden-Oosten talrijke blinden is een gebod (Lev. 19:14; Deut. 27:18; Job 29:15). Toch moesten zij vaak hun toevlucht tot het bedelen nemen (Bartimeüs, Mare.. 10:46; Joh. 9:8). Blindheid betekent dikwijls dat mensen de genade en de wonderen van God niet zien, ‘ze hebben ogen maar zien niet’ (Deut. 28:28; Jes. 29:9; 56:10; Ef. 1:17; Hand. 13:11; Openb. 3:17). In de heilstijd zijn er geen, ook in geestelijk opzicht, blinden (Jes. 29:18; 35:5; Luc. 4:19). De genezing van blinden door Jezus is daarvan een teken (Matt. 9:27; 11:5; 12:22; 15:30). Zo kan ook Paulus’ genezing in Damascus opgevat worden (Hand. 9:9).