Categorie: H namen

  • Hanáni

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Genadig, genadevol

    1. Een van de zonen van Heman die zong en musiceerde.
    2. Een ziener die berispte Asa, koning van Juda. Hij was de vader van Jehu, de ziener, die tegen Baasha getuigde.
    3. Een van de priesters, die in de tijd van Ezra vreemde vrouwen in huis had genomen.
    4. Een broer van Nehemía, die onder Nehemía tot gouverneur van Jeruzalem werd benoemd.
    5. Een priester. in de tijd van Nehemía

    Bijbelverzen:

    1 Koningen 16:1 – 1 Koningen 16:7 – 1 Kronieken 25:4 – 1 Kronieken 25:25 – 2 Kronieken 16:7 – 2 Kronieken 19:2 – 2 Kronieken 20:34 – Ezra 10:20 – Nehémia 1:2 – Nehémia 7:2 – Nehémia 12:36

  • Hanáneël

    Naam van een toren

    Betekenis: Toren van genade – die God genadig gaf

    Een toren die deel uitmaakte van de muur van Jeruzalem samen met de toren Mea. De torens stonden dicht bij elkaar en tussen de schapenpoort en de vispoort.

    Bijbelverzen:

    (Nehémia 3:1) En Eljásib, de hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort; zij heiligden ze, en richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze tot aan den toren Mea, tot aan den toren Hanáneël.

    (Nehémia 12:39) En van boven de poort van Efraïm, en boven de Oude poort, en boven de Vispoort, en den toren Hanáneël, en den toren Mea, tot aan de Schaapspoort, en zij bleven staan in de Gevangenpoort.

    (Jeremía 31:38) Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat deze stad den HEERE zal herbouwd worden, van den toren Hanáneël af tot aan de Hoekpoort.

    (Zacharia 14:10) Dit ganse land zal rondom als een vlak veld gemaakt worden, van Geba tot Rimmon toe, zuidwaarts van Jeruzalem; en zij zal verhoogd en bewoond worden in haar plaats; van de poort van Benjamin af, tot aan de plaats van de eerste poort, tot aan de Hoekpoort toe; en [van] den toren van Hanáneël, tot aan des konings wijnbakken toe.