Categorie: Volwassenen

  • 10 mei

    Egypte

    Exodus 3:7
    En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord.

    Gedwongen door hongersnood is het volk Israël bij Jozef in Egypte komen wonen. Daar, in het land Gosen, in het noorden van het land, hadden ze het goed. Nadat Jozef gestorven is, komt er een Farao op de troon die Jozef niet gekend had en deze begint met het uitbuiten van Israël. Binnen drie generaties verandert alles weer voor het volk Israël. Van vrienden van het koninklijk huis naar slavernij. Egypte wordt “het diensthuis” genoemd. Daar wordt het volk Israël gedwongen een aardse koning te dienen in het bouwen van zijn koninkrijk. Zo wordt Egypte in de Bijbel het beeld van deze wereld. Een wereld die Israël vervolgt en die bouwt aan zijn koninkrijken zonder God. Net zoals bij de torenbouw in Babel, bouwt Egypte met tichelen (gebakken stenen van leem en stro) in plaats van met natuursteen. De wereld bouwt en vertrouwt op zijn eigen kunnen, technieken en uitvindingen, maar alles wat zij voortbrengt is tijdelijk. Degene die voor de eeuwigheid wil bouwen, bouwt op de HEERE; een dwaas man bouwt op zand, maar een wijs man bouwt op steen. Deze twee steensoorten staan tegenover elkaar en leren ons te bouwen op dat wat blijft en te vertrouwen op het werk dat de Heere Jezus voor ons gedaan heeft. Hij is de geestelijke steenrots.

    Israël zwoegt en ploetert in Egypte onder een zwaar juk, zonder resultaat. De situatie in het diensthuis komt overeen met de situatie onder de wet. Dat Israël is hetzelfde volk waar de Heere Jezus tegen zei: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” (Matthéüs 11:28) Het volk zuchtte onder het juk van de wet. Zij werd door haar leiders gedwongen hard te werken voor haar zaligheid. Onze Heere Jezus leert hen (en ons) juist om in de rust van Zijn volbrachte werk in te gaan. Zijn juk is zacht en zijn last is licht. Hij leert ons om zachtmoedig en nederig van hart te zijn en voor de eeuwigheid op Hem te bouwen. Hij is de Rots waarop wij bouwen; de zaligheid kunnen we niet verdienen, maar het wordt ons in genade gegeven. “Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid”. (Romeinen 4:5)

  • 11 mei

    Mozes

    Deuteronomium 18:15
    Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen.

    Zo voorzegt Mozes aan het volk Israël dat niet hij, maar “een Profeet als mij” (= Christus) uiteindelijk Degene is waarnaar het volk zou luisteren. Van onze Heiland werd immers gezegd: “Deze is waarlijk de Profeet.” (Johannes 7:40) Daaruit leren we dat ook het leven van Mozes vergeleken kan worden met de omwandeling van de Heere Jezus op aarde. Mozes wordt als kind op wonderbaarlijke wijze behouden als de Farao van Egypte beslist om alle jongetjes die geboren worden te doden. Ook Jezus ontsnapt als kind aan de dood wanneer de koning van Israël, Herodes, alle jongetjes in Bethlehem laat doden. In de zogenaamde “verzoeking in de woestijn” biedt de satan de Heere Jezus de koninkrijken van de wereld aan. Hij probeert Hem te verleiden met macht en rijkdom in deze wereld. De Heere Jezus liet zich niet verleiden, net als Mozes. “Door het geloof heeft Mozes…. geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden; Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.” (Hebreeën 11:24-26)

    Zo is Mozes een voorbeeld van geloof en daarmee een uitbeelding van onze Heere Jezus, de Gelovige. Onze Heer liep een loopbaan van geloof en door zijn vasthoudendheid heeft hij de weg geopend die tot het leven leidt. Zoals de HEERE door Mozes de weg door de Schelfzee opende en Israël uit Egypte verloste, zo geeft God Zijn Zoon als “de ware levende weg”, die, dwars door de dood heen, verlost.

    Wij, die “gedoopt zijn in Christus”, zijn de Here Jezus gevolgd en hebben in de dood onze oude mens achtergelaten en zijn met Hem opgestaan, opdat: “Ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden”. (Romeinen 6 : 4) Israël is ons tot waarschuwend voorbeeld op deze nieuwe weg die wij gaan. Wij zouden niet klagen en terugverlangen naar vroeger. Laat ons in deze woestijn waarin wij wandelen geleid worden door de Profeet als Mozes, onze Here Jezus Christus.